Eén met de reuzen van het woud
Eenzaam en alleen loopt Kelly door het grote, Veluwse bos. De vroegere Houtvesterij, nu Kroon Domein het Loo. Eenzaam en toch niet alleen. Een koolmees kijkt vanaf een tak op haar neer. Maar neerkijken op haar doet hij niet. Hij heeft geen haast en vliegt niet op. Tjilp, tjilp, zingt hij zijn vroege voorjaarslied. Een eenvoudige tekst, doch voor Kelly onmogelijk om met de koolmees mee te zingen.
In de verte klinkt de roep van een Vlaamse gaai. Zou het een Vlaam zijn? Ze weet het niet. Het is ook niet belangrijk. Even verder hoort ze de riedel van de zang van een roodborst. Hij doet zijn naam eer aan. Een rode borst, een prachtig klein vogeltje, meestal alleen en toch……niet eenzaam.
Langs het pad liggen de stammen van de eens zo grote woudreuzen. Boven hen staan Douglassen met hun kruin fier in de wind, nederkijkend op hun kameraden, die ver beneden hen, liggen te wachten tot iemand zich over hen ontfermt. De bosbodem ligt bezaaid met een vloerbedekking van afgevallen dennentakken. Heel ver van haar verwijderd klinkt het geronk van een klein vliegtuigje. Altijd weer de verstorende menselijke factor in het eens zo stille woud.
Het is een bewolkte dag, met zo nu en dan een waterig zonnetje. Af en toe valt er een klein spatje regen naar beneden. Komt dat nog van de bomen die hun vocht, in deze mooie vroege ochtend, afstoten, of is dat een voorbode van het voorspelde, onstuimige weer.
Het pad waarop Kelly zich bevindt, is enigszins klimmend en dan weer dalend. Dan verlaat ze het donkere bos en komt in een oud, half afgebrokkeld beukenbos. Vele van hen zijn gesneuveld onder het geweld van moeder natuur. Stormen die over het bos raasden, hebben haar van haar schoonheid beroofd. Grote zwammen zijn begonnen met het verslinden van hun prooi. Als traptreden hebben ze zich gevestigd aan de skeletten van de eens zo weelderige beuken. Op rottende takken groeit een verscheidenheid aan schimmels. Het eens zo mooie bos ziet er uit als een echte ruïne. Plaats makend voor het nieuwe leven dat hier uit voort vloeit. Immers, dood hout is niet dood.
Het was veertien september, negentienvierennegentig, toen zij hier voor het laatst fietste met haar vader. Hun laatste jaar samen, zou later blijken. Het laatste jaar samen door het Kroon Domein.
Net na de bronsttijd overleed hij, aan de gevolgen van long en botkanker. Kelly hoort hem nog roepen, toen zij in hun laatste jaar samen, over dit pad, naar beneden raasden. Wat moet hij een pijn gehad hebben. Het regende, maar vandaag was het de laatste dag dat ze binnen in dit gebied mochten komen. Morgen wordt namelijk het binnengebied voor enkele maanden afgesloten. De jacht is begonnen. Vijfentwintig december gaat het gebied weer open. Dan is het raustijd voor de wilde zwijnen. En de herten zijn dan al drachtig. Alleen, veel dieren zal je in die tijd niet zien Ze hebben rust nodig en zitten diep in de bossen verscholen. Verstopt voor de jager, die hem veel van zijn familie heeft ontnomen. Helaas, maar door gebrek aan natuurlijke rovers noodzakelijk geworden.
Met donkere wolken enerzijds en een waterig zonnetje anderzijds, wandelt Kelly te midden van een orkest, gemaakt door de vele vogels die het bos herbergt. De één nog luider dan de ander. Van de krachtige roep van de koolmees, naar het bedaarde melodietje van de staartmees, aangevuld met de triangel van de roodborst en de gekraagde roodstaart, komen de herinneringen boven drijven, bij het doorkruizen van dit gedeelte van het bos.
Voordat de storm dit stuk bos had verwoest, liepen er eens drie mensen te sjouwen door een dicht begroeit jong dennenbos. Ze waren op weg naar hun auto en wilden niet waargenomen worden stiekem, in het groen gekleed, liepen zij door het bos. Voor Kelly zo bekende bos. Stiekem, want wat ze bij zich hadden, was voor hen een kostbaar bezit. Kort voor hun ogen had een mannelijk hert één van zijn stangen afgeworpen. En even verderop werd de andere afgeworpen. Dat was voor het oog van hen niet onopgemerkt gebleven. Uit één stang sijpelde langzaam het laatste restje bloed. Als een speer waren ze op de geweien toegesneld. Als een hert één stang verliest, schud hij vaak net zo lang tot ook de andere stang eraf valt. Eén stang kan wel tien kilo wegen. Kelly had twee vrienden mee. Eén van hen zag een derde stang liggen. Zwijgzaam, doch in opgewonden stand, wijst hij naar de stang. Zoiets laat je niet zomaar liggen. Wanneer krijg je weer zo’n kans? Misschien wel nooit meer.
Dit verklaard dan ook hun struken kruperig gedrag. Alle stangen zijn door één van hen gevonden. Een daarvan wordt aan Kelly geschonken. Wat is ze er blij mee. Ze koestert het elke dag.
Kelly is afgedwaald met haar gedachten en passeerde zojuist het stokje van Gerjanne. Niet dat daar dan nog iets van over is, maar voor hen is het een herkenningspunt. Het pad loopt gestaag omhoog.
Wilde zwijnen hebben de route naar de Hoge Duvel gemarkeerd. Dan signaleert Kelly de eerste mens van deze dag. In de verte komt een man met een hond aangewandeld. Kelly heeft hier geen zin in en verhoogd haar tempo. Dan loopt zij een smal bospad in en verdwijnt uit de man zijn gezichtsveld. Dat het een man is, is maar een veronderstelling, omdat ze, buiten haarzelf, niet eerder een vrouw alleen in het bos is tegen gekomen. Niet dat ze er niet zullen zijn, maar zij heeft er nog niet één in haar nabijheid ontmoet.
Ondanks dat het net na de middag is, wordt het plotseling kouder in het nog kale bos. En schrijven met deze koude vingers is er ook niet gemakkelijker op geworden. Alles gaat nu moeizaam. Ook de wind begint nu aan te trekken. De ruisende boomtoppen laten de alarmroep van de Vlaamse gaai door de bomen stromen. Nog altijd heeft Kelly geen grof wild gezien. Dat is voor het eerst sinds tijden. De meeste dagen ziet ze wel tussen de vijftien en vijfendertig herten. En de laatste dagen gelukkig ook weer meer zwijnen.
Kelly doorkruist het wildgebied en passeert de plek waar ze eens dood vliegend hert heeft gevonden. Even slaat ze haar armen gestrekt om haar lijf. Dat is wel nodig. Een beetje stijf geworden, in deze strakke houding, klappen haar handen op haar rug. Het warme bloed stroomt terug naar haar handen.
Dan steekt ze de Wieselseweg over. In de verte ziet zij twee mountainbikers aankomen. Rustig slentert zij door. Even kijkt ze op haar passenteller. Een tegenvaller. 4.42 kilometer, dat is voor een zaterdag niet veel, maar net genoeg om de rust in jezelf terug te vinden en te genieten van een mooie, vrije natuur.
Heerlijk de Veluwse bossen in. Bewapend met pen en papier, welke zij graag ter hand neemt. De verrekijker hangt om haar nek. Haar geest loopt leeg en gelijk weer vol. Vol van de schoonheid van dit mooie woud. Vol met klanken van de vele vogels. Herinneringen in overvloed. Mooie herinneringen, maar ook minder mooie. Maar ze raken haar niet in het hart. Kelly ziet aan de bandensporen op het pad, dat de Jachtopziener zijn ronde al heeft gedaan.
Een paar jaar geleden, het was ook in september, was het Kelly opgevallen dat er op het pad, een grote hoeveelheid voer op één rij was uitgestrooid. Het was haar duidelijk dat, wat aan de kant lag, was bedoeld om de zwijnen te voeren en tevens om deze op een schietschijf op één rij te krijgen. Gemakkelijker kunnen jagers het haast niet krijgen. Enkele dagen voor de afsluiting van dit gebied kon zij, verdekt opgesteld, de wilde zwijnen tot op een korte afstand benaderen. De meeste waren zwijnen tussen de drie en vijf jaar oud.
Rustig aan nadert Kelly het Soerense Veld. De donkere wolken dreigen uit te zakken en over haar heen te storten. Zou ze het droog houden tot aan de auto? Op een rechte laan kwam een gezin, dat ze herkende uit Uddel, aangewandeld. Zes kinderen, een vader en een moeder. Wat een roedel, dacht Kelly, maar dan beseft ze dat ze thuis zelf ook zo’n kudde heeft zitten. Maar voor haarzelf was dit echter nooit zo opgevallen. Evenmin als dat voor dit gezin het geval zal zijn. Het is een prachtig gezicht.
Omdat Kelly een kleine omweg heeft gemaakt, komt ze tegelijk met het achtkoppige gezin aan op de parkeerplaats. Stond Kelly hier vanmorgen nog helemaal alleen, er staan nu inmiddels tien auto’s geparkeerd. Allemaal nog even genieten van het droge weer. Morgen zal het anders zijn. Vast de voorspelde regen en wind. Nog eenmaal kijkt Kelly op haar passenteller. Deze staat inmiddels op tien kilometer. Genoeg voor vandaag. Kelly verlaat haar geliefde plekje en keert terug naar huis. Het was een zeer geslaagde dag.
Wat is een boom?
Moet ik dat nog vragen? Het lijkt mij dat iedereen wel een boom kent. En dan bedoel ik de soort boom. Ik zal enkele namen noemen. Zo hebben we de eik, dat we een zomer, winter en Amerikaanse eik hebben laten we even in het midden. We kennen de beuk, ook hier de haagbeuk, de rode en gewone beuk. Zo is er de berk, de zachte en de ruwe berk. En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Op deze pagina heeft lange tijd gestaan dat een boom van hout is. Dat was een grapje van de webmaster. Die houden we er in. Bomen vind je in een tuin, langs een laan, in het duin en in het bos. En er zijn vast nog meer plaatsen waar we bomen tegen kunnen komen. Dat laten we allemaal maar even rusten.
Dat een boom ook een kunstwerk kan zijn, zie je op de foto hier onder. Zie je die mooie donkere vlakken in de stam? Dat zijn plaatsen waar takken hun uitweg hebben gevonden. Het wit wat je op het zaagvlak ziet, is hars. Hars kleeft heel erg. Krijg je het aan je handen, heb je het idee dat je vingers niet meer van elkaar kunnen. Dat is natuurlijk niet zo. Maar als je het in je kleding krijgt, wordt je ineens toch wel een stuk minder vrolijk.
Ik heb dit stukje even geschreven, zodat je bij bomen niet gelijk op een lege pagina zit te kijken. Maar natuurlijk kom ik hier terug met een zinnig stuk. Bijvoorbeeld de samenwerking tussen bomen en andere bomen, planten en zelfs paddenstoelen. Tot dan moet je het even doen met dit stukje. Helaas.